In het eerste kwartaal van dit jaar kromp de Nederlandse economie met 0,7 procent. De krimp is onverwacht, maar verandert ons toekomstbeeld niet. We verwachten dat de vraag redelijk op peil blijft doordat werkloosheid nauwelijks toeneemt en loonstijgingen zijn ingezet. Tegelijkertijd hebben bedrijven nog altijd te maken met een tekort aan personeel en materiaal waardoor ze nauwelijks ruimte hebben om verder te groeien. Daarnaast remmen de hogere rentes de economie af. We verwachten dan ook een milde afkoeling van de nog altijd oververhitte economie. We lichten onze macro-economische verwachtingen verder toe in ons Economisch Kwartaalbericht.
In deze prognoses voorspellen we de sectorale ontwikkeling op twee verschillende niveaus. Voor de omzetprognoses kijken we naar de ontwikkeling per deelsector. Daarnaast voorspellen we de ontwikkeling van de toegevoegde waarde op het niveau van de hoofdsectoren. De toegevoegde waarde is de omzet minus de waarde van alle (ingekochte) halffabricaten en diensten die bij de productie zijn verwerkt. De prognoses in toegevoegde waarde voor de hoofdsectoren staan in figuur 1. Verderop in dit artikel gaan we in op de omzetontwikkeling per deelsector.
In veel sectoren zagen we in het eerste kwartaal de productie afnemen. Zo nam bijvoorbeeld de toegevoegde waarde van de industrie met iets meer dan 1 procent af. We verwachten dan ook een lichte krimp voor de industrie in dit jaar.
Ook de toegevoegde waarde van de ICT-sector daalde met bijna 2 procent kwartaal-op-kwartaal. Zowel de ICT-sector als de specialistisch zakelijke dienstverlening hebben te maken met factoren die een tegenovergesteld effect teweeg brengen. Door lagere investeringen en meer focus op kosten kijken bedrijven kritischer naar bijvoorbeeld nieuwe IT-investeringen. Tegelijkertijd zorgt onder andere de krapte op de arbeidsmarkt ervoor dat bedrijven misschien wel meer willen automatiseren. Ook de specialistische zakelijke dienstverlening is niet ongevoelig voor macro-economische tegenwind. Terwijl de verschillende uitdagingen waarmee ondernemers te maken hebben - zoals de geopolitieke spanningen, personeelstekort en oplopende rente - er juist voor zorgen dat bedrijven meer behoefte hebben aan advies van de specialistische zakelijke dienstverleners. We verwachten voor deze twee sectoren voor dit jaar dan ook een lichte toename van ongeveer 2 procent jaar-op-jaar.
De bouwsector zag de productie in het eerste kwartaal nog wel met 2,4 procent toenemen. Ook de landbouw noteerde in het eerste kwartaal een positief groeicijfer van 1 procent. We voorzien dat deze twee sectoren dit jaar nog groeien met respectievelijk 3,4 en 1,9 procent. De impact van het stikstofbeleid op onder meer de landbouw wordt pas op een later moment zichtbaar in de cijfers. In de notitie ‘Stikstof en de agrarische sector’ beschrijven we de huidige stand van zaken rond het stikstofbeleid in de agrarische sector.
Bron: Rabobank en CBS
Voor bijna alle sectoren komen zowel de prognoses voor de omzet als die voor de toegevoegde waarde uit ons sectormodel. Dit is een model dat we hebben gemaakt op basis van de historische ontwikkelingen van omzet en toegevoegde waarde van verschillende sectoren die beschikbaar zijn bij het CBS. Samen met de sectormanagers bekijken we de modeluitkomsten en sturen we waar nodig bij. Op deze manier verrijken we de modeluitkomsten met de visie van de experts.
Helaas zijn niet voor alle sectoren historische omzetdata beschikbaar. Het CBS heeft geen historische omzetdata voor de deelsectoren van de landbouw en de zorg. Hierdoor zijn we voor deze omzetprognoses meer afhankelijk van het oordeel van de experts. Het sectormodel is wel in staat om de ontwikkeling van de toegevoegde waarde van de landbouw en de zorg te voorspellen.
Nog altijd is personeelstekort een van de grootste belemmeringen voor bedrijven (figuur 2). Toch neemt dat percentage iets af en zien we een lichte toename in het aantal bedrijven dat aangeeft onvoldoende vraag te ervaren. In het tweede kwartaal van dit jaar was dit zelfs voor meer bedrijven een belemmering dan een tekort aan materiaal (figuur 2). De afgelopen kwartalen was het juist andersom: verstoringen in de waardeketens zorgden voor veel materiaaltekorten. De oververhitting van de economie lijkt daardoor iets af te nemen. Maar beperkt, want de tekorten aan materiaal en personeel zijn nog altijd historisch hoog.
Bron: CBS
De kredietvraag bij banken nam sinds het begin van dit jaar iets af (figuur 3). Zo hadden bedrijven minder bancair krediet nodig voor vaste investeringen. Maar deze afname is gering en niet te vergelijken met de veel grotere afname ten tijde van de financiële crisis. Toen liep de kredietvraag voor vaste investeringen nog veel verder terug. Destijds nam ook de kredietvraag voor de herstructurering van schulden toe, iets wat we nu niet zien gebeuren. Al met al zien we in de kredietvraag dus een milde afkoeling van de economie terug. Daarnaast spelen de hogere rentes een rol in de teruggelopen kredietvraag. In 'Blik op de wereld' geven we onze meest recente renteverwachtingen weer.
Bron: DNB
Stijgende rentes vormen vooral een risico voor bedrijven die zich voor een groot deel financieren met schulden die op korte termijn aflopen of waarvan de rentevaste periode op korte termijn afloopt. Deze schulden moeten soms opnieuw gefinancierd worden, maar dan met een hogere rente. Als bedrijven dit niet kunnen doorbelasten aan hun afnemers leiden deze hogere kosten tot een lagere winstmarge. In figuur 4 zien we dat ongeveer de helft van de bedrijven binnen het jaar te maken krijgt met een nieuwe rente.
Bron: DNB
In figuur 5 staat het percentage kortlopende schuld ten opzichte van het balanstotaal (hier de schuldratio genoemd). Daarnaast is ook de netto winst ten opzichte van de netto omzet (winstmarge) weergegeven. Onder kortlopende schuld verstaan we de kortlopende schuld zoals aangegeven bij het CBS, de handelscrediteuren en de voorzieningen. Het CBS definieert kortlopende schulden als een schuld met een (resterende) looptijd van een jaar of minder. Er zijn natuurlijk ook langlopende schulden waarvan de rentevaste periode op korte termijn afloopt, zoals in figuur 4. Vermoedelijk definieert het CBS deze schulden wel als langlopende schulden, maar kunnen deze voor bedrijven ook tot hogere rentekosten leiden. Dat zien we alleen niet terug in figuur 5.
Vooral een aantal transportsectoren valt op. De luchtvaart en de overige transportmiddelenindustrie, waaronder scheepsbouw, hebben én relatief veel kortlopende schulden én een relatief lage winstmarge. De winstmarge van de luchtvaart is zelfs negatief. Al komt dat waarschijnlijk door de coronajaren die in deze grafiek zijn meegenomen.
Noot: de periode van 2011-2021 is misschien lang, maar neemt naast periodes van crises ook periodes van hoogconjunctuur mee. Als we naar een kortere periode kijken, van 2018 tot en met 2021, dan blijft het beeld over het algemeen hetzelfde. Bron: CBS, gemiddelde van 2011-2021
Van alle bedrijven vindt 5 procent op dit moment zelf de schuldenlast problematisch (figuur 6). Dat percentage verschilt per sector. Bedrijven in de horeca geven het vaakst aan dat de schuldenlast een probleem is, en dat heeft waarschijnlijk nog met de coronacrisis te maken. Zo had bijvoorbeeld ongeveer een op de vier horecabedrijven vorig jaar juni nog een openstaand uitstel van belastingbetaling, vergeleken met ongeveer een op de tien bedrijven over de gehele economie.
Bron: CBS, COEN 2023 K2
De droge zomer in 2022 heeft in Noordwest-Europa geleid tot lagere opbrengsten in kilo’s, terwijl de vraag verder is gestegen. Dit heeft een gunstig effect op de prijsvorming. De aardappelproductie in Europa lag 5 procent onder het vijfjaarsgemiddelde terwijl de internationale vraag naar friet verder is gestegen. Dit heeft geleid tot bovengemiddelde aardappelprijzen. Ook andere gewassen, zoals suikerbieten en uien, hebben een (zeer) goede prijsvorming wat tot extra omzet leidt.
De productprijzen in de tuinbouw zijn in de regel hoger dan het meerjarig gemiddelde. Hier zit een aanbodseffect in door de uitgestelde of vertraagde opstart van de verschillende teelten. Door hogere kosten als gevolg van inflatie en ‘het energie-effect’, blijft het bedrijfseconomisch rendement op niveau.
De prijzen van boerderijmelk hebben in de eerste maanden van het jaar een correctie naar beneden ingezet. Dat kwam door de verminderde vraag als gevolg van hoge prijzen. Op dit moment zien we de noteringen van basiszuivelproducten stabiliseren en verwachten we op korte termijn ook geen forse daling meer. Voor het komende half jaar voorzien we een stabieler beeld. Wat betreft investeringsklimaat is veel nog onzeker in de melkveehouderij door onduidelijkheden in vergunningen, technieken en locatiemogelijkheden. De invulling van de aangekondigde beëindigingsregelingen biedt mogelijk ruimte om duidelijkheid te geven aan de ondernemers die wel blijven.
Het aanbod van jonge kalveren is beperkt door een teruglopende melkveestapel in Europa. De vraag naar kalfsvlees daarentegen houdt wel goed stand. De opbrengstprijzen liggen hierdoor boven het langjarig gemiddelde. Samen met een dalende voerprijs (zuivel en granen) leidt dit tot stijgende marges ten opzichte van voorgaande jaren.
Ondanks de lagere export van varkensvlees zijn de marktvooruitzichten positief. Het aanbod is krap en zal nog verder afnemen door een daling van de productie in Europa. De gemiddelde vleesprijs over de eerste 5 maanden van 2023 is ruim 40 procent hoger dan in 2022. Ook voor de rest van het jaar is er een positieve marktverwachting.
De prijzen voor eieren zijn historisch hoog sinds het begin van het jaar. Dat komt door de aanhoudende sterke vraag en het beperkte aanbod door uitval als gevolg van vogelgriep in Europa en door de hoge kosten specifiek in Duitsland. De opbrengstprijs is sinds Pasen weliswaar licht gedaald, maar deze ligt nog steeds op een hoog niveau. Met de teruggelopen kosten voor voer en energie liggen de marges ruim boven het langjarig gemiddelde. De verwachting is dat de gunstige marktpositie in 2023 in stand blijft.
Ongeveer 50 procent van de productie van pluimveevlees in Nederland gebeurt onder het Beter Leven keurmerk, specifiek voor de Nederlandse detailhandel. Deze markt kent een stabiele vraag en prijsvorming. Door vogelgriepuitbraken is het aanbod van pluimveevlees - specifiek van kalkoenvlees - relatief laag in Europa. De prijsvorming voor vleeskuikens is daardoor goed. De marges liggen boven het langjarig gemiddelde. De verwachting is dat de positieve marktsituatie aanhoudt voor de rest van 2023.
De gestegen kostprijzen in 2022 zijn grotendeels in de markt opgenomen, wat heeft geleid tot hogere opbrengstprijzen. Nu de kostprijs als gevolg van dalende inputprijzen (voer, energie, kunstmest) weer daalt, nemen de marges toe. Over het algemeen hebben wij een positieve verwachting voor de rest van 2023 voor deze groep deelsectoren.
Aanspreekpunt voor de sector landbouw: Jeroen van den Hurk en René Veldman.
Aanhoudende consumentenprijsinflatie leidt ertoe dat veel bedrijven in de voedingsmiddelensector flinke omzetgroei boeken. De verkoopvolumes staan wel onder druk doordat consumenten minder kopen en ‘downtraden’ naar goedkopere verkoopkanalen (hard discount) en goedkopere producten (huismerken). Vooral speciaalzaken en A-merken leveren marktaandeel in. De impact op individuele foodondernemingen kan derhalve sterk uiteenlopen.
Met dank aan dalende grondstof- en energieprijzen is de inflatie aan het afvlakken. Vooralsnog verwachten we niet dat boodschappen ook goedkoper zullen worden. Enkele specifiek grondstoffen, zoals suiker, cacao en koffie, stijgen weer in prijs. Daarnaast zijn het met name de hogere arbeids-, huur- en rentekosten die producenten, foodservice bedrijven en food retail raken en daarmee consumentenprijsverlagingen in de weg staan.
Aankomende CSRD-wetgeving (Corporate Sustainability Reporting Directive) en klimaattargets van food retailers vragen in toenemende mate om een focus op verduurzaming van het businessmodel en de toeleveringsketen. De noodzaak voor transparantie neemt hierdoor toe. Transparantie vraagt verdere samenwerking en digitalisering van de keten. Informatie over grondstof/halffabricaat, het eindproduct en de productiewijze wordt steeds belangrijker.
Zie ook onze recente publicatie ‘De 3 pijlers voor een duurzame voedseltransitie’.
Aanspreekpunt voor de sector food: Martijn Rol en Marcel Lambregts.
Bron: Rabobank
Al een aantal maanden zien we dat de orderportefeuilles en de productie in de industrie dalen door een afnemende vraag. Met name de productie in de chemie is de afgelopen tijd hard gedaald. Dit is zorgelijk, maar het sentiment in de industrie is niet negatief. Ook de afzetprijzen voor de gehele industrie dalen voor het eerst in drie jaar. Dit komt voornamelijk door de lagere aardolieprijzen; in de meeste deelsectoren dalen de afzetprijzen namelijk niet. Daarnaast zien we ook dalende inkooprijzen voor industriële bedrijven.
Een kleine meerderheid van de ondernemers geeft aan dat ze verwachten dat de productie zich de komende twaalf maanden positief ontwikkelt. Dat veel ondernemers nog vertrouwen hebben, zien we ook terug in de verwachte investeringen. Volgens het CBS gaat de industrie in 2023 een zesde meer investeren dan in 2022. Dat verduurzaming nu echt serieus wordt opgepakt, blijkt uit het feit dat 20 procent van de investeringen is gerelateerd aan duurzaamheid.
Aanspreekpunt voor de sector industrie: Yorick Cramer en Kees de Schipper.
Bron: CBS en Rabobank
In het eerste kwartaal van dit jaar realiseerden bouwbedrijven een hoge omzet. Hogere inkoop- en loonkosten werden doorbelast, terwijl de verkoopprijzen van nieuwbouw en bestaande woningen al enkele maanden licht dalen. Daarnaast is ook het aantal afgegeven bouwvergunningen voor woningen verder gedaald, waardoor de prognoses voor dit en volgend jaar worden verlaagd. Ook de verwachtingen voor nieuwbouw en utiliteitsbouw zijn niet rooskleurig. Onderhoud en renovatie zorgen nog voor enig tegenwicht, voor zowel woningen (verduurzaming) als utiliteit. Veel kantoren en bedrijfsruimten voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd (zoals energielabel, indeling, vrije overspanning, vloerdruk, locatie). Toch worden ze verhuurd, omdat er weinig passend aanbod is. Naar verwachting blijft de realisatie van logistieke centra op het niveau van 2020.
De Raad van State heeft een tussenuitspraak gedaan inzake de ViA15 die positief uitpakt voor de bouw. Het gebruik van rekentool Aerius blijft toegestaan, omdat het gebaseerd is op de beste wetenschappelijke kennis voor stikstofdepositie tot 25 kilometer van de bron. De aanleg van ViA15 mag niet starten totdat de RvS een definitieve uitspraak heeft gedaan (dit gebeurt eind 2023). Nieuwe infraprojecten ondervinden last van procedures en stikstof; het budget voor nieuwbouw wordt daarom overgeheveld naar onderhoud en renovatie.
Aanspreekpunt voor de sector bouw: Geert Dirkse en Hans-Hugo Smit.
Bron: CBS en Rabobank
Dalende brutowinsten als gevolg van gestegen inkoopkosten gecombineerd met gestegen personeelskosten, energiekosten en (vooral voor winkels) huurstijgingen met dubbele cijfers, raken veel ondernemers in de dynamische detail- en groothandel. Zij kunnen hogere kosten niet volledig doorbereken zonder omzet en marktaandeel te verliezen. Dat is zorgwekkend. De terughoudende consument blijft wel consumeren, al wordt de plus in omzet gerealiseerd vanuit dalende volumes tegen hogere prijzen. Dat geeft ondernemers enige ruimte om in te spelen op de vele uitdagingen; van schaarste aan personeel en materialen tot een versnelling van de klimaat- en energietransitie.
Digitalisering en duurzaamheid moeten prioriteit krijgen om aan verwachtingen van consumenten en overige stakeholders te blijven voldoen. Na jaren van groei kampt de e-commercesector met stagnatie ten opzichte van de hoge vergelijkingsbasis. Dit is volgens ons een tijdelijke. De verschuiving van offline naar online zal zowel in de B2C- als in de B2B-markt weer gaan versnellen vanuit de combinatie van gemak en prijstransparantie. De lat komt daarbij ook steeds hoger te liggen door de verder toenemende verwachtingen van zowel consumenten als business partners. Dat vereist dat ondernemers in de detail- en groothandel digitaal gedreven handel én de klant volledig centraal stellen. Succesvolle bedrijven worden onmisbaar voor hun klanten door digitaal ervaringen te bieden die veel breder zijn dan alleen een simpele basistransactie.
Lees meer in onze recente blog op RetailTrends ‘Hoe e-commerce de weg naar boven terugvindt’.
Aanspreekpunt voor de sector handel: Olaf Zwijnenburg en Peter van Heerde
Bron: CBS en Rabobank
De levertijd en beschikbaarheid van nieuwe auto's verbetert bij veel merken. Er zijn in de eerste vijf maanden van 2023 bijna 30 procent meer nieuwe auto's afgeleverd dan in dezelfde maanden in 2022. De omzet van autobedrijven stijgt door een hoger aantal af te leveren auto's, maar zeker ook door gestegen autoprijzen. Daarnaast is er een toename van de gemiddelde leeftijd van het wagenpark het aantal gereden kilometers én het aantal auto's dat op de Nederlandse wegen rijdt. Daardoor is de daling die we op lange termijn verwachten door onder andere elektrificatie in aftersales-omzet zeker nog niet zichtbaar.
Voor het eerst in jaren zien we weer een serieuze afname van de volumes en omzetten. Dat is geen reden voor paniek; veruit de meeste ondernemingen hebben in de afgelopen jaren voldoende buffers opgebouwd om een teruggang te kunnen dragen. De combinatie van lagere volumes en omzetten, gecombineerd met hogere (loon)kosten zal naar onze inschatting wel enkele tientallen bedrijven in de problemen brengen. Dit zal niet leiden tot een substantiële stijging van het aantal faillissementen. Veel ondernemers zullen het hier niet op aan laten komen en tijdig hun onderneming overdoen aan een concurrent. Hiermee luiden de lagere omzetten een verdere versnelling van de consolidatie in. Ook in de binnenvaart is een flinke prijsdaling te zien ten opzichte van de hoge niveaus van vorig jaar.
Aanspreekpunt voor de sector vervoer en opslag: Marieke Kuijpers en Henry Steenbergen.
Bron: CBS en Rabobank
De horeca heeft zich in 2022 sterk hersteld van de periode met coronamaatregelen. In alle subsectoren was sprake van een stevige inhaalslag en volumes zijn weer nagenoeg op het niveau van 2019. Op dit moment zien we echter dat de groei grotendeels tot stilstand is gekomen. We zijn vooralsnog positief over de ontwikkeling van de hotellerie, die profiteert van het internationaal toerisme dat Nederland weer goed weet te vinden. Ditzelfde geldt voor vakantieparken, die vooral door de hogere prijzen hun omzet ook dit jaar naar verwachting weer iets zien groeien.
Het beeld bij eet-en drinkgelegenheden is meer divers. Waar de omzetten in 2022 sterker herstelden dan verwacht en de consument restaurants en cafés weer goed wisten te vinden, lijkt er nu een tweedeling op komst. Restaurants zien vooralsnog goede bestedingspatronen, maar bij cafés vlakken deze af. De regenachtige maanden maart en april verklaren dit deels, maar ook de concurrentie vanuit festivals en andere activiteiten zorgt ervoor dat de consument keuzes moet maken. Dit gaat ten koste van de omzet en volumes bij cafés.
Naast de afvlakking van de groei zien we dat ondernemers worstelen met de schulden die zijn opgebouwd tijdens de pandemie en met de gestegen kosten van en tekorten aan personeel. Deze onzekerheid zorgt er steeds vaker voor dat ondernemers hun bedrijf te koop zetten en stoppen met hun onderneming. De komende periode verwachten we meer opheffingen in de sector.
Aanspreekpunt voor de sector horeca: Jos Klerx.
Bron: CBS en Rabobank
We verwachten dat de groei in de IT-sector de komende tijd afvlakt. Dat komt vooral doordat bedrijven kostenbewuster zijn in tijden van macro-economische tegenwind. Dit bewustzijn vertaalt zich in minder investeringen in IT. Daarnaast heeft de afgenomen vraag naar hardware het afgelopen half jaar gezorgd voor een marktcorrectie. We verwachten dat dit in de tweede helft van dit jaar enigszins herstelt. Tegelijkertijd zien we dat bedrijven in tijden van afvlakkende omzet en groei kijken hoe ze efficiënter kunnen werken, bijvoorbeeld door automatisering/digitalisering. Dit stuwt dus juist de vraag naar producten en diensten vanuit de IT-sector. Per saldo groeit de sector nog, maar wel een stuk minder hard. Personeelstekort blijft de grootste uitdaging binnen de sector. In combinatie met inflatie lopen de personeelskosten voor IT-bedrijven verder op, soms wel met 10 procent of meer.
De Telecomsector is een vrij geconsolideerde sector met enkele grote spelers. Voor 2023 verwachten we een lichte groei van ongeveer 0,5 procent. B2C-activiteiten staan onder druk. Tegelijkertijd zit er groeipotentie in gebieden zoals 5G en glasvezel aansluitingen.
De media en de uitgeverijen zijn binnen de sector het meest conjunctuurgevoelig en zij voelen nu al de impact van de macro-economische vertraging. Voor mediabedrijven vertaalt zich dit voornamelijk in teruglopende advertentiebudgetten aangezien bedrijven kritischer zijn op de kosten. Na een sterke omzetgroei in 2021 en een deel van 2022 verwachten we voor 2023 een lichting daling van ongeveer 2 procent. Mediabedrijven bevinden zich in een ‘perfect storm’. Enerzijds spelen de bovengenoemde economische ontwikkelingen een rol, maar deze bedrijven hebben ook te maken met stijgende kosten, voornamelijk van personeel. Tot slot zet de trend van offline naar online verder door, wat vooral tot uiting komt in een toename van digitaal mediagebruik. Zowel strategisch als financieel zijn er voldoende uitdagingen dus.
Voor uitgeverijen is onze verwachting voor 2023 neutraal. Uitgevende activiteiten staan onder druk door onder andere gestegen papierprijzen, hogere distributiekosten en inflatie. Daarnaast staat de losse verkoop onder druk door de economische ontwikkelingen. Daar staat tegenover dat verdere investeringen door de sector in online activiteiten hebben gezorgd voor een toename van digitale abonnementen.
Aanspreekpunt voor de sector informatie en communicatie: Mark van Kampen.
Bron: CBS en Rabobank
Geopolitieke spanningen, oplopende rente, arbeidsmarktkrapte, toenemende regelgeving en inflatie. Ondernemers bevinden zich momenteel in een ‘perfect storm’. Dit geldt ook voor specialistische zakelijke dienstverleners. Natuurlijk is ook deze groep bedrijven onderhevig aan de verslechterende macro-economische omstandigheden. Tegelijkertijd blijft er door de bovengenoemde perfect storm vraag naar specialistisch advies. Dit geldt onder andere op het gebied van regelgeving. Denk hierbij aan vraagstukken met betrekking tot de CSRD-rapportageplicht. Daarnaast zorgt de naderende NIS 2-regelgeving ook voor adviesvraagstukken op gebied van cybersecurity. Ook op strategisch gebied blijven adviesvraagstukken actueel, bijvoorbeeld rondom de digitaliseringsstrategie van bedrijven. Dit blijft zorgen voor vraag naar consultancy. Arbeidsmarktkrapte blijft ook hier de grootste uitdaging. Dit zien we in 2023 niet snel veranderen. Het loont voor bedrijven in de specialistische zakelijke dienstverlening om een duidelijk duurzaamheidsbeleid te hebben. Enerzijds vanuit intrinsieke motivatie vanuit de onderneming zelf en anderzijds ook als extra wapen om personeel, vooral de jongere generatie, mee aan te trekken.
Vroegcyclische sectoren, zoals de uitzend- en de reisbranche, merken de impact van de verslechterende macro-economische omstandigheden al in 2023. In de eerste maanden van 2023 is het aantal uren en de omzetten binnen de uitzendbranche structureel gedaald ten opzichte van de eerste maanden van 2022. Tegelijkertijd zorgt de arbeidsmarktkrapte ervoor dat de vraag naar personeel blijft. Het vinden van het juiste personeel blijft nog steeds de grootste uitdaging voor uitzendorganisaties. De arbeidsmarktkrapte zorgt daarnaast ook voor een belangrijke andere verschuiving op arbeidsmarkt, namelijk de groei van het aantal zzp’ers. Hoe zwaar de teruglopende economie de uitzendorganisaties raakt, is mede afhankelijk van de strategie van uitzendorganisaties op eindmarkten, personeelsbeleid en/of digitalisering van processen. Binnen de reisbranche zien we dat consumenten wel op vakantie blijven gaan, maar minder besteden, zowel aan de vakantie als op de bestemming zelf. Het hangt vooral van toekomstige ontwikkeling van de werkloosheid af hoe groot de impact van een teruglopende economie voor de overige zakelijke dienstverlening is. De blijvende vraag naar schoonmaak- en facility-diensten zorgt nog voor een lichte groei voor de overige zakelijke dienstverlening maar we voorzien een verdere teruggang.
Aanspreekpunt voor de sectoren specialistische en overige zakelijke diensten: Mark van Kampen
Bron: CBS en Rabobank
Bron: CBS en Rabobank
Ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen hebben te maken met uitdagingen in de bedrijfsvoering. De personeelstekorten, de dure cao’s en de energieprijzen maken dat het rendement ook in 2023 lager zal zijn dan voorheen. Hoewel de meeste zorginstellingen nu nog een goede vermogenspositie hebben, is het nodig om scherpere strategische profielkeuzes te maken en meerjarige afspraken te maken met de zorgcontracterende partijen. In de eerste lijn is het rendement voldoende tot goed. Bij huisartsen, mondzorg en apothekers zorgen personeelstekorten voor druk op de praktijken. Met name bij huisartsen ontstaan steeds meer nieuwe initiatieven voor het inrichten van een ander bedieningsconcept, waar digitalisering een belangrijk onderdeel van vormt. Opvallend is de toename van private aanbieders (gefinancierd via private equity) in diverse subsectoren.
Partnerschap Overgewicht Nederland (PON) heeft op 25 mei samen met VWS het ‘Basismodel Netwerkaanpak voor volwassenen met overgewicht en obesitas’ gelanceerd. De aanpak heeft tot doel om op lokaal of regionaal niveau sluitende zorg en ondersteuning te organiseren voor volwassenen met overgewicht of obesitas. Er zijn verschillende mogelijkheden voor financiering van prehabilatie (‘Fit de operatie in’). In negen ziekenhuizen waar prehabilitatie onderdeel is geworden van de standaardzorg, is een financiering geregeld, bijvoorbeeld uit innovatiesubsidies, de tijdelijke beleidsregel innovatie (landelijke vergoeding door CZ en VGZ tot eind 2024), individuele afspraken tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars of uit eigen middelen van het ziekenhuis zelf.
Vanaf 2025 zou het bijna gratis zijn: je kroost naar de kinderopvang brengen. De aangekondigde maatregel zou een systeemschok voor de kinderopvangmarkt inhouden, met een verwachte toenemende vraag. Nóg grotere personeelstekorten zouden daarbij het grootste struikelblok zijn. Nu kiest men voor een zorgvuldigere invoering van een nieuw stelsel, waarbij de beoogde (nagenoeg) gratis kinderopvang pas in 2027 ingaat. De inkomensafhankelijke toeslag die ouders krijgen voor de opvang gaat in 2025 en 2026 omhoog, waardoor de vraag geleidelijk stijgt en de sector de groei kan bijhouden. Er zijn ook afspraken gemaakt over salarisstijgingen en de mogelijkheden om een kinderopvang te starten.
Aanspreekpunt voor de sector zorg: Marleen Jansen.
Aanspreekpunt voor de sector kinderopvang: Astrid van Leeuwen.
Bron: Rabobank
De bezuinigingen, hoge energieprijzen, oorlog in Oekraïne, oplopende rente en andere tegenvallers, zoals gepresenteerd in de voorjaarsnota, raken ook het onderwijs in de volle breedte. Het ministerie van OCW bezuinigt tot 2027 664 miljoen euro. Een deel van die rekening wordt gelegd bij toekomstige eerstejaarsstudenten, die geen halvering van het eerste jaar collegegeld meer krijgen. Met uitzondering van een loon- en prijsbijstelling op basis van CPB-ramingen wordt daarnaast geen extra geld uitgetrokken voor salarissen in het onderwijs. Ook subsidies voor doorstroom en zij-instroom worden verminderd, terwijl juist deze subsidies tot de meest succesvolle instrumenten behoorden voor het tegengaan van het leraren- en docententekort. Het is daarentegen positief dat er extra geld komt voor adequatere en duurzamere onderwijshuisvesting, iets dat zeker in het primair en voortgezet onderwijs hard nodig is.
De meest opvallende wijziging is dat het immens populaire STAP-budget komt te vervallen. Dit resulteert in een besparing voor het kabinet van 200 miljoen en heeft direct invloed op de private educatiemarkt, zoals opleidings-, trainingsinstituten. Een stapje terug dus, voor opleidingsinstituten én voor wie zich wilde laten om-, her- of bijscholen. Er wordt wel gewerkt aan alternatieve stimuleringsregelingen voor ‘een leven lang leren’.
Bron: Rabobank